VISIT JABBEKE - HET VLOETHEMVELD



HET VLOETHEMVELD


De bossen van wat nu Vloethemveld is, werden in 1298 door de gravin van Vlaanderen geschonken aan het Sint-Janshospitaal. Het hospitaal gebruikte de opbrengst van weideverhuur en houtwinning voor hun werking.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog zochten de Duitse troepen naar een logistieke plaats even buiten het front. Het treinstation van Zedelgem (naar lichtervelde), de tramlijn naar houthulst en de aanwezig bossen maakten van Zedelgem een geschikte plaats. De aanleg van een vliegveld maakte Zedelgem een belangrijk logistiek centrum. De bossen werden gerooid en ter plaatse tot houtskool gemaakt voor de veldkeukens aan het front en voor de constructie van de loopgraven. De vrijgekomen plaats lag ene eindje uit de dorpskern en was ideaal als munitieopslagplaats.

Na de oorlog mochten de Duitse troepen geen munitie meenemen en bleef het liggen. Het Belgische leger wenste de gronden over te kopen van het hospitaal maar deze weigerden. Hierop werd de gronden door een rechtbank aan het Belgische leger toegewezen. Het leger gebruikte Vloethemveld als verzameldepot voor munitie uit de regio.

Toen het Duitse leger in 1940 opnieuw België bezette in Wereldoorlog Twee hadden ze een kant en klaar munitiedepot. Tijdens de bevrijding van België werd het depot door de terugtrekkende Duitser opgeblazen. Ondanks de vele schade in de omliggende gemeentes was de schade beperkte gebleven. Marcel Baert, de lokale boswachter had een deel van de munitie onklaar kunnen maken waardoor slechts een gedeelte ontplofte.

Vanaf 1944 werd Vloethemveld door de Britten gebruikte als krijgsgevangenkamp. Het Vloethemveld was onderverdeeld in 4 kampen die telkens ook in een aantal kooien werden ingedeeld. Kamp 2226 en 2227 waren gebouwen en de later kazerne. Kamp 2229 bestond uit houten barakken en kamp 2375 bestond uit ronde tipi-achtige tenten.

Een grote groep krijgsgevangenen kwamen uit de Baltische staten namelijk 11800 Letten, Litouwers en Esten. Zoals de Oostfronters werden de mannen ingelijfd in het Duitse leger om hun eigen land te vrijwaren van de Russische overheersing. Na de oorlog zouden deze terug gaan naar hun land, in hun geval de Sovjet Unie.

Vele weigerden dit of verminkten zichzelf zodat overplaatsing onmogelijk was. In 1946 kregen zij de titel van "outplaced person" en werden de meesten vrijgelaten. Om het verblijf in het kamp aangenamer te maken mochten ze vanaf 1946 meer sporten en kunst beoefenen. Een aantal van de gemaakte kunstwerken is nog op de site aanwezig, wat een unicum is in de wereld.

Eén van de krijgsgevangenen was Helmut Schmidt, de later Duitse Bondskanselier.

Na de oorlog werd opnieuw eigendom van het Belgische leger. Aan de overzijde van de straat werd in 1934, los van het domein, de kazerne "Kapitein Stevens" en latere militaire school voor onderofficieren gebouwd. Als de school in 2004 verhuisd naar Saffraanberg te Sint-Truiden staan de gebouwen enige tijd leeg. Sinds 2009 is hier de Provinciale school voor bewakingsagenten en veiligheidsdiensten gevestigd.

Het Belgische leger heeft de gronden verkocht wegens weinig gebruik; ze zijn in handen gekomen van het Agentschap voor Natuur en Bos. Het gebied is sinds 1995 beschermd en is het een Habitatrichtlijngebied en vormt zo een belangrijke schakel in het Natura 2000-netwerk.

In het gebied lagen meerdere vijvers. Deze waren ontstaan door de aanleg van de "Vossenbarm" in 1478 om overstromingen tegen te gaan. De meeste vijvers verdwenen weer in de 19de eeuw, toen het terrein met bos beplant werd. Door het decennia lang maaien ontwikkelde zich op de vlaktes en de beschermingsbermen rond de munitieopslagplaatsen een heidevegetatie. Deze verschraalde grond met heidebegroeiing vormt thans een waardevol natuurgebied, dat vanwege zijn kwetsbaarheid niet voor het publiek toegankelijk is. Het bosdomein is wel opengesteld voor wandelaars, fietsers en ruiters.