VISIT JABBEKE - DE VLOETHEMVELDHOEVE



DE VLOETHEMVELDHOEVE


Deze historische site gaat terug tot het einde van de 13de eeuw en kadert in de ontginning van het omliggende Vloethemveld. In 1396 schonk graaf Gwijde van Dampierre veld en heidegrond aan het Sint-Janshospitaal te Brugge. Op traditionele wijze probeerde het 'Sint-Janshuys' een deel van deze laaggelegen gronden te ontginnen voor de uitbouw van hoeves. Het Hildeghemhof (cfr. Vloethemveldstraat 1), het Vloethemhof en Noortweghe in Zedelgem dateren uit deze fase.

De eerste vermelding van de naam 'Vloethem' dateert van circa 1300: 'Zegher van Vloethem'. In 1478 wordt de hoeve expliciet vermeld. De monumentale achtvormige omwalling wordt voor het eerst vermeld in 1681 en wijst op het belang van de hoevesite. De Vloethemhoeve speelde voornamelijk in het derde kwart van de 18de eeuw een belangrijke rol bij de drooglegging en de bebossing van de moerassige gebieden en vijvers ten zuiden van de site. Het boerenhuis en de schuur dateren uit deze periode, cfr het jaartal 1791 op de stalgevel.

De hoeve wordt op de Ferrariskaart (1771-1778) weergegeven als bestaande uit drie losse gebouwen rond een erf met bomen. Ook de rest van de site wordt weergegeven als een boomgaard. Het Primitief Kadasterplan van 1834 geeft quasi dezelfde situatie weer: drie losse volumes die ongeveer een vierkant vormen op het noordelijk perceel, met in de noordwesthoek een afgescheiden moestuin; ten zuiden een ongeveer even groot vierkant perceel. Het woonhuis is noord-zuid gericht en ten zuiden haaks daarop staat een langwerpige schuur. Ten oosten van het woonhuis staat een stal.

In 1886 wordt het oostelijke landgebouw afgebroken, het boerenhuis en de schuur worden uitgebreid. Op het einde van de 20ste eeuw worden aanbouwen aan het boerenhuis gerealiseerd.

Het boerenhuis bestaat uit een rode, oorspronkelijk witgekalkte basteenbouw op geplekte plint. Het geheel bestaan uit een laaghuis van twee traveeën onder een zadeldak en opkamertraveeën aan de noordzijde met een hoger dak met Vlaamse pannen. De noordelijke zijpuntgevel vertoont verschillende soorten metselwerk met twee muurankers. Er is een getralied keldervenster en twee zoldervensters met schuiframen en een betegelde onderdorpel.

De erfgevel van het laag- en hooghuis bestaan uit gemengd metselwerk. De achtergevel van het lage woonhuis is beschilderd en deels in de keuken geïntegreerd. De westgevel van de opkamer bestaat uit gele baksteenbouw voor de onderste helft, met het mozegat voor de westeiljke opkamer. De westelijke en zuidelijke aanbouw aan het woonhuis bestaat uit rode baksteen.

Het woonhuis bestaat uit een woonkamer met haard, twee opkamers met haard op een tweebeukige kelder met tongewelven. De kelder is toegankelijk via de kelderdeur in de noordelijke zijpuntgevel (waarachter betegelde trappen) en vanuit de gelijkvloerse kamer met bakstenen trap. In de kelder vinden we gecementeerde plint en vloer, gekalkte wanden en gewelven.

De woonkamer van het laaghuis is toegankelijk via de deur aan de erfgevel en komt uit in een kleine inkom met houten wanden. Vanuit de inkom - tevens de toegang naar de zolder via een houten trap - zien we de woonkamer met cementtegelvloer, bepleisterde wanden en behang, beschilderde balkenroostering met geprofileerde balken waarvan enkele rusten op eenvoudige consoles van natuursteen en hout.