VISIT JABBEKE - DE SINT-MAURITIUSKERK



DE SINT-MAURITIUSKERK


Centraal in de dorpskern, in de bocht van de Oude Dorpsweg en uitkijkend op de Oudenburg- en Westernieuwweg, ligt de parochiekerk Sint-Mauritius met omliggend kerkhof. De kerk bestaat uit een vroeggotische westtoren (beschermd als monument bij K.B. van 02/20/1939) die in 1897 werd aangevuld met een neogotische hallenkerk naar ontwerp van Jules Carrette (Kortrijk).

Rondom de kerk, een ommuurd en met leibomen afgezoomd en van fraai smeedijzeren hekwerk voorzien kerkhof. De tekeningen van de bouwaanvraag uit 1880 voor het hek werden bewaard in het gemeentearchief. Westelijke hoofdingang via een gekanteelde poort. Links naast de poort, een perk met soldatengraven en gedenkteken betreffende de Eerste Wereldoorlog. De zerken zijn voorzien van porseleinen foto's. Eenvoudige rood bakstenen ommegangkapellen uit de tweede helft van de 20ste eeuw. Graven uit de 19de en eerste helft van de 20ste eeuw. De opvallendste grafmonumenten zijn een arduinen obeliskvormig monument met drapering, voor Charles Bernard Fortune van Severen (+1861), een afgebroken ronde zuil met voorliggend opengeslagen boek voor de familie van Caloen, en het monumentale graf van de familie de Man. Verspreid over het kerkhof, talrijke gietijzeren grafkruisen en drie smeedijzeren grafkruisen. Ten oosten van de kerk, het kinderkerkhof.

In 1116 wordt de eerste middeleeuwse bidplaats in Varsenare opgericht onder Clemencia van Boergondië, op het kruispunt van twee belangrijke verbindingswegen, nl. de Oudenburgweg en Westernieuwweg. Dit ter vervanging van de bidkapellen bij de burcht Ter Straten en de burcht van de heren van Varsenare. Varsenare werd in de loop van de 12de eeuw een zelfstandige parochie, maar over het eerste kerkgebouw is nauwelijks iets bekend. De bouw van de toren begon in het eerste kwart van de 13de eeuw en werd in de 16de eeuw aangepast aan de laatgotiek.

De Sint-Mauritiuskerk bleef niet gespaard tijdens de religieuze onlusten van de 16de eeuw en tijdens de vroege 17de eeuw werden dan ook heel wat herstellingswerken uitgevoerd, onder meer aan de toren. Bij herstellingswerken, uitgevoerd omstreeks 1840, werden de vier hoektorentjes ontmanteld. De Sint-Mauritiuskerk bleek in 1895 zo bouwvallig dat de kerkfabriek samen met Pastoor Raymond Belpaire besloten een nieuwbouw te laten optrekken. De Kortrijkse architect Jules Carette (1866-1927) ontwierp een neogotische kerk, waarin de bestaande gotische westtoren geïncorporeerd werd, die vermoedelijk uit de 13de eeuw dateert. Na het voltooien van de nieuwbouw in 1897 werd gestart met de restauratie van de vroeggotische toren. De werken omvatten onder meer het wegnemen van de verflagen, de reconstructie van de gotische tracering van het grote spitsboograam, het aanpassen van de galmgaten en het reconstrueren van de vier hoektorentjes. Deze uitbreiding wordt pas in 1914 door het kadaster geregistreerd als "reconstruction partielle". In 1939 wordt de gotische westtoren van de Sint-Mauritiuskerk beschermd als monument.

De plattegrond ontvouwt een voorgeplaatste, centrale westtoren op vierkante basis met vijfzijdige traptoren ten zuiden, een driebeukig schip van vijf traveeën en een koor van één travee met driezijdige sluiting; tegen de meest westelijke travee van de noordelijke zijbeuk, een kleine doopkapel met driezijdige sluiting, ten zuiden tegen het koor een sacristie.

Toren bestaande uit rode baksteen van groot formaat op veldstenen plint, afgedekt door leien torenspits. Schip en koor in helrode baksteenbouw onder leien zadeldaken met dezelfde nokhoogte Vierkante westtoren van vier geledingen, gemarkeerd door kordons en bekroond door een spitsboogfries waarboven een sierlijst waarin vier hoektorens zijn opgenomen; achtzijdige torenspits. De eerste drie geledingen worden gestut door verjongende hoeksteunberen met versnijdingen. Het natuurstenen rondboogportaal is karakteristiek voor de overgang van romaanse naar vroeggotische stijl, cf. rondboogzuilen met bekronende knoppenkapitelen. Tweede geleding met laatgotisch spitsboograam waarboven een klein rondboogvenstertje. Blinde derde geleding. Bovengeleding aan elke zijde voorzien van twee galmgaten bestaande uit rondbooggaten in spitsboogomlijsting. De aanleunende polygone traptoren heeft geen geledingen en is door smalle lichtgleuven doorbroken.

Flankerende puntgevels, voorzien van schouderstukken en wat betreft de zuidelijke beuk doorbroken door spitsboogvenster. Langsgevels van schip en koor afgelijnd door muizentandfries, traveeën gemarkeerd door verjongende en versneden steunberen en doorbroken door brede spitsboogvensters met afzaat rustend op de hoge bakstenen plint; bakstenen neogotische traceringen. Doopkapel met spitsboogvensters; sacristie met rechthoekige vensters, oostpuntgevel met schouderstukken en schoorsteenaanzet.

Toren met plafonds van moer- en kinderbalken. Bepleisterd en witgeschilderd interieur. De drie traveeën zijn overwelfd door houten spitsbooggewelven en van elkaar gescheiden door spitsbogige scheibogen op arduinen zuilen en sobere kapitelen. Witmarmeren eerste steen uit 1897 in westgevel van noordbeuk. Neogotisch meubilair: Jules Carrette ontwierp hoofd- en zijaltaren, preekstoel, communiebank, biechtstoelen, doopvont, portaal. Nieuw orgel. Figuratieve glasramen.