WESTERNIEUWWEG




ONROEREND ERFGOED

Klik hier om de lijst van het onroerend erfgoed te Jabbeke, zoals beschreven in 2012, te consulteren.



De noord-zuidverbinding van de polders met het dorp van Varsenare, die de naam ook behoudt op Hioutave. We vinden de naam zeker al terug in 1478 als benamng van dit tracé.

VOORMALIG SCHOOLHUIS BIJ DE GEMEENTESCHOOL

Westernieuwweg nr. 3. Voormalig schoolhuis bij de gemeenteschool van Varsenare. Gebouwd in 1881 in opdracht van Alfred de Man-van Caloen. Verankerde en onderkelderde donkerrode baksteenbouw van vier traveeën en twee bouwlagen onder pannen zadeldak. Lijstgevel met muizentandfries, doorbroken met segmentbogige muuropeningen. Hardstenen onderdorpels, luikduimen, nieuw schrijnwerk naar 19de-eeuws model. Blinde zijpuntgevels.

HOEVE TE SCOTELAERE

Westernieuwweg nr. 56. Hoeve zgn. "Te scotelaere" of, sinds 1939, zgn. "Scholliers hofstede". Met een eerste vermelding uit het begin van de 14de eeuw is dit een van de oudste hoevesites in Varsenare. De hoeve dankt haar huidige uitzicht aan grote verbouwingen in 1767 door uitbater Lieven Anthierens, cf. jaartal boven de deur van het boerenhuis.

Historiek. Eerste vermelding van de voorloper van deze hoeve in een rentenboek van het Sint-Janshospitaal van 1302, als "Schotelars ofstde", genoemd naar de toenmalige eigenaar. Op de kaart van het Brugse Vrije, in 1571 geschilderd door Pieter Pourbus, wordt de site afgebeeld als een grote, omwalde hoeve met een viertal losse bestanddelen; er wordt geen naam weergegeven. Het is de enige grote hoeve die op deze kaart langs het tracé van de huidige Westernieuwweg in Varsenare wordt afgebeeld. De hoeve kan door de eeuwen heen gevolgd worden in de archieven, met o.m. in 1618 een beschrijving van de hoeve als "de huysinghe, schuere, stallynghe, duvecote ende bogaert metten walgracht rontsomme". Door een ingewikkelde erfeniskwestie werd de "goed behuysde en betimmerde hofstede, groot in 't geheele 70 gem. 281 roed." In 1767 verkocht aan Marie-Anne Vander Plancke uit Oostkamp. De archieven leren dat de toenmalige uitbater Lieven Anthierens "een backceucken, een waschhuys, een pompe en een solder boven de ceucken" liet bouwen, waarnaar wellicht het reeds genoemde jaartal 1767 verwijst. De weergave op de kaart van Ferraris (1771-1778) bestaat uit drie losse, in U-vorm opgestelde bestanddelen op een vierkant, omwald erf met brug over de gracht ten noorden, omringd door een grote boomgaard; de hoeve krijgt hier de naam "hooghhuys". Een kaartboek met kadastrale kaarten van 1808-1810 in het Rijksarchief geeft dezelfde situatie weer, en maakt de link met de huidige opstelling duidelijk, waarbij het noordelijke gebouw het boerenhuis is, het zuidelijke volume de stallen en het westelijke volume de schuur met geïncorporeerde stallen en wagenhuis; een klein vierde volume ten zuiden daarvan is erbij gekomen in vergelijking met eind 18de eeuw. In 1879 registreert het kadaster reeds de afbraak van dit vierde volume, samen met de uitbreiding van huis en schuur; de omwalling wordt met uitzondering van de zuidelijke gracht volledig gedempt; deze verbouwingen vonden meer dan drie jaar eerder plaats. In de 20ste eeuw werden de gebouwen grotendeels intact bewaard. Eind 20ste eeuw werden de landerijen verkaveld en volgebouwd met eengezinswoningen in tuin.

Beschrijving. Mooie historische hoeve gelegen op een ten zuiden omwald en met knotwilgen afgezoomd, grotendeels onverhard erf. Het erf is geprangd tussen de eind-20ste-eeuwse eengezinswoningen die op de voormalige landerijen van de hoeve werden gebouwd. Drie grote bakstenen volumes onder pannen zadeldaken: woonhuis, schuur en stal U-vormig omheen het binnenerf met mestvaalt geplaatst, sinds ca. 1879 met erftoegang in de zuidwesthoek, vanaf de Westernieuwweg.

Boerenhuis in verankerde donkerrode baksteenbouw, met uitzondering van de oostelijke zijgevel witgekalkt op gepekte plint. Woning bestaande uit laaghuis van vijf traveeën onder mank zadeldak, en ten oosten het hooghuis van twee traveeën onder een zadeldak met aansluitende nokhoogte. De noordelijke aanbouwen zijn latere toevoegingen aan het wellicht in kern 17de-eeuwse hoofdgebouw. De aanbouw aan het laaghuis dateert wellicht van 1767, waar de archieven ons de bouw van een keuken melden. Bij deze verbouwing ontstond het mank zadeldak, waardoor het aandak en de muurvlechtingen in de westelijke zijpuntgevel zijn verstoord. Aan oostkant (opkamer) is het aandak en de tuitgevel met schouderstukken en muurvlechtingen wel intact bewaard: de aanbouwen aan de achtergevel van het hooghuis dateren van eind 20ste eeuw en zijn onder afzonderlijke lage lessenaarsdaken gevat.

Erfgevel uitgewerkt als voorgevel; rechthoekige vensteropeningen, beluikt met begin-20ste-eeuws verzorgd rood geschilderd schrijnwerk. Fraaie rondboogdeur met gedeeld bovenlicht en met prachtige bakstenen omlijsting, waarboven het jaartal "1767" is geschilderd. Oostzijgevel met rechthoekig zoldervenster, westzijgevel met nieuwe, onregelmatig geplaatste muuropeningen. Lage achtergevel van de aanbouw van het laaghuis met rondbogige deuropening. Stalvolume ten zuiden, met voorliggende bakstenen stoep en deels bewaarde vaalt. Verankerde rode baksteenbouw, aan erfgevel witgekalkt met gepekte plint. Gedeelde rood geschilderde staldeuren in licht getoogde muuropeningen; centraal een laaddeur in een bakstenen dakvenster met topgevel. Oorspronkelijk blinde zuidgevel met recente stalvensters. Schuur ten westen van het erf, in kern 18de-eeuws, maar bij verbouwingen ca. 1879 aan erfzijde met twee aanbouwen onder lessenaarsdak uitgebreid. Gedurende de 20ste eeuw werd dit volume nog enkele malen aangepast, o.m. door een brand in 1952 moest het dak vervangen worden. Grotendeels in geelbruine baksteen opgetrokken volume, met rood geschilderde poorten en staldeuren: talrijke wijzigingen in muuropeningen. Bij de erfingang, een klein beeldnisje met Mariabeeld, zwart bakstenen omlijsting met kruis.

HOEVE TEN WIJNGAERDE

Westernieuwweg nr. 68. Zgn. "Ten Wijngaerde", historische hoeve met twee losse bestanddelen op onverhard erf, ten noorden grenzend aan de Tollenaersbeek.

De hoevenaam verwijst naar het Brugse begijnhof "Ten Wijngaerde": vanaf 1517 wordt de hoeve in Varsenare vermeld in de jaarrekeningen van dit begijnhof. Door de onteigeningen in de Franse tijd komt de hoeve in handen van het Bestuur van de Burgerlijke Godshuizen, vanaf 1925 is de Brugse Commissie van de Openbare Onderstand eigenaar, het latere O.C.M.W. De jaarrekeningen van het begijnhof maken melding van de verschillende vernielingen en herstelling van de gebouwen gedurende de oorlogstijden in de 17de eeuw: volledige heropbouw van het huis en de schuur in 1606, bouw van een schuur en een wagenhuis in 1641, afbranden van de gebouwen in 1645, en ten slotte heropbouw van het huis ca. 1647, wat wellicht de kern uitmaakt van het huidige boerenhuis. Historische kaartmateriaal dat door auteur Vervenne in het archief van het O.C.M.W in Brugge werd geconsulteerd, laat steeds twee haakse bouwvolumes zien, op een omhaagd en ten noorden door de Tollenaersbeek afgezoomd erf, met ten oosten daarvan een boomgaard. Deze weergave staat eveneens op de Ferrariskaart (1771-1778) en in een kaartenboek van 1808-1810 in het Rijksarchief. Het kadaster registreert gedurende de 19de eeuw geen enkele wijziging van woonhuis of schuur. Pas in 1901 wordt de bouw van een klein stalvolume tussen beide gebouwen weergegeven, uitgevoerd twee jaar eerder. Bouwnaden en andere bouwtechnische gegevens in situ getuigen van de talrijke wijzigingen tijdens de 20ste eeuw.

Hoeve bestaande uit twee losse bakstenen bestanddelen onder pannen zadeldaken, haaks op elkaar ingeplant op een ruim onverhard erf. De gebouwen klimmen volgens de archiefbronnen op tot de 17de of 18de eeuw, maar laten talrijke 19de- en 20ste-eeuwse verbouwingen aflezen. Ten noorden, langgestrekt hoofdvolume van boerenhuis en oostelijk aansluitende stallen. Ten oosten, zeer sterk verbouwde, hoofdzakelijk 20ste-eeuwse schuur in gele baksteenbouw. Hoofdvolume oorspronkelijk volledig witgekalkt op gepekte plint. Doorheen de vervagende kalklaag is het helrode baksteenmetselwerk zichtbaar van het oorspronkelijke boerenhuis van vijf traveeën. Het jaartal 1846 verwijst vermoedelijk naar de ophoging van de vier eerste traveeën van het huis en de uitbouw ervan met de grote dakkapel met puntgevel, gekenmerkt door geelbruine bakstenen. Rechthoekige muuropeningen, beluikte vensters met kleine roedeverdeling; deur met bovenlicht met kleine roedeverdeling, en mooie omlijsting van zwarte baksteen. Rondbogige zoldervensters in de dakkapel, met in de geveltop een beeldnisje met zwarte omlijsting. Lager stalgedeelte in helrode baksteenbouw, doorbroken met opmerkelijk lage staldeuren en kleine vensters; rood geschilderd schrijnwerk; laaddeur onder opklimmend zadeldak.

VOORMALIG HALTEGEBOUW VAN 'VARSENAERE'

Westernieuwweg nr. 76/ Hogeweg. Voormalig haltegebouw van "VARSSENAERE", gebouwd in 1910 langs de lijn Brugge-Oostende, die op 28 augustus 1838 was ingehuldigd. Varsenare deed herhaalde aanvragen om een halte op de lijn te krijgen. Hieraan wordt tegemoet gekomen in 1887: vanaf dan doet een oude spoorwagen dienst als voorlopig stationsgebouw. In 1909 volgt een aanvraag voor een nieuw gebouw, dat voltooid werd op 23 oktober 1910. Ter gelegenheid daarvan wordt de Westernieuwweg tussen dorp en station omgedoopt tot Stationsstraat.

Het haltegebouw in Varsenare is een rood-oranje bakstenen gebouw gelegen ten zuiden langs de spoorlijn, toegankelijk vanaf de Hogeweg. Het metselwerk werd verlevendigd met een fries voor het centrale gebouw, en met horizontale gele bakstenen banden; lage plint met hardstenen zomen. Rechthoekige muuropeningen met hardstenen onderdorpel en latei; segmentbogige ontlastingsbogen. In de centrale travee, een cartouche met opschrift "VARSSENAERE" (witte letters op blauwe achtergrond). De perrongevel van het hoofdvolume werd aangepast (dichtgemetselde muuropeningen) wegens de herbestemming van het gebouw tot restaurant. De oude spoorwegwagon die in 1887 als haltegebouw dienst deed, is geïntegreerd als gelagzaal, ten oosten naast het gebouw.

Het gebouw werd opgetrokken volgens een vast type dat door de Belgische spoorwegen tussen ca. 1893 en 1914 werd toegepast en waarvan het station in Carlsbourg als standaardgebouw werd gekozen. Dit type gebouw bestaat uit drie vaste onderdelen met telkens een sterk gelijkende opbouw: een centraal gedeelte van twee bouwlagen en vier traveeën onder een pannen zadeldak, een lage vleugel onder een leien zadeldak en een andere lage vleugel op een L-vormige plattegrond onder een afgesnuit pannen zadeldak. Het koertje dat deze L-vormige aanbouw creëert, wordt met een muur van het perron afgesloten. Bijna het volledige centrale gebouw was voorzien als woonruimte voor het gezin van de stationschef, met uitzondering van een loket op de benedenverdieping. In de L-vormige vleugel bevond zich een washok, op de kop van deze aanbouw had men meestal een toilet, een lampenlokaal en een kolenhok. In de andere lage vleugel is de wachtzaal ondergebracht, te herkennen aan de deur en de vier hoge vensters. Op de kop van deze vleugel is het magazijn ondergebracht, te bereiken via een deur in de zijpuntgevel, waarboven een oculus; in de voorgevel zit uit veiligheidsoverwegingen een half venster.

HOEVE 'T CROONKEN

Westernieuwweg nr. 80. Zgn. "'t Croonken", historische hoeve bestaande uit losse bestanddelen op een mooi onverhard erf, gelegen langs het tracé van de oorspronkelijke Oosternieuwweg. De Oosternieuwweg heeft geen brug over het kanaal, waardoor het noordelijke stuk "verdonkerd" of niet in gebruik was. Door het aanleggen van de spoorlijn Brugge-Oostende op grondgebied van Varsenare in 1838, werd de Oosternieuwweg op een tweede punt afgesneden. De twee hoeves die toen langs dit stuk van de Oosternieuwweg gelegen waren, waren enkel vanaf de Westernieuwweg bereikbaar. De huidige adressering van "'t Croonken" gaat hiervan uit.

De vroegste vermelding van deze hoeve dateert van ca. 1494. Op de kaart van Pourbus van 1571 wordt op deze plaats een alleenstaand hoevegebouw weergegeven. De benaming van de hoeve als "'t Croonken" verschijnt voor het eerst in 1626, in een leenboek van de heerlijkheid Wijnendale. De kaart van Ferraris (1771-1778) laat drie dicht op elkaar staande, in U-vorm opgestelde hoevegebouwen zien op een deels omhaagd erf met ten zuiden daarvan een ruime boomgaard. De weergave in een kaartenboek van 1808-1810 bevestigt deze samenstelling: gebouwen op een erf tegen de straat aan, met grote aansluitende boomgaard ten zuiden, boerenhuis ten noorden met aansluitend L-vormig volume met schuur en stallen, ten oosten daarvan het losstaande stalgebouw, ten noorden een bakhuis. Het primitief kadasterplan van 1834 geeft de bouw van twee kleine volumes ten zuiden van het erf weer, en twee aanbouwen ten noorden aan het hoofdvolume. In 1878 wordt de bouw van een nieuw bakhuis geregistreerd, een nieuwe stal en en aantal wijzigingen aan het L-vormige gebouw. In 1945 worden de kleine bijgebouwtjes gesloopt en wordt de hoeve uitgebreid met een aantal loodsen aan noord- en oostzijde van het erf. Anno 2005-2006 in renovatie.

Zeer mooi gelegen historische hoeve in open polderlandschap, met gebouwen die door hun U-vormige semi-gesloten opstelling en een gevarieerd dakenspel een mooi sprekend geheel vormen. Groot onverhard en begraasd erf, afgezoomd met bomen o.m. knotwilgen, met ten zuiden een poel en resten van de boomgaard. Bakstenen gebouwen onder pannen zadeldaken (Vlaamse pannen). Boerenhuis (nok haaks op straat) in helrode baksteenbouw ten noorden, vier (drie + één lagere) traveeën en een haakse aanbouw ten noorden waarin een hoogkamer van twee traveeën zit, in de zijpuntgevel door een steunbeer gestut. Het aandak van de opkamer werd bij de renovatie weggehaald. Witgekalkte lijstgevels met gepekte plint, erfgevel met licht getoogde muuropeningen, tot voor de renovatie met beluikte vensters, in de vierde travee getralies. Ook de vensteropeningen aan de achterkant van het huis (o.m. de opkamer) waren oorspronkelijk getralied. Ten westen bij het woonhuis aansluitende witgekalkte paardenstal van drie traveeën, bij de renovatie bij het woonhuis opgenomen; oorspronkelijk gedeelde staldeur en smal venster, nu grote vensteropeningen in elke travee.

Bij de paardenstal aansluitend, een rood bakstenen volume met dubbele dwarsschuur en stallen, zadeldak met ten westen een dakschild. Westelijke muur met vier steunberen gestut; luchtgleuven in erfgevel. Oorspronkelijk groen geschilderd schrijnwerk; schuurpoorten over de volledige muurhoogte, lage staldeuren. Ten westen van het erf, een schuurvolume in rode baksteen onder zadeldak (nok // straat), met een lage aanbouw verbonden met het langgestrekte volume van huis, schuur en stallen. Enkelvoudige dwarsschuur met oorspronkelijk groen geschilderde schuurpoorten. Zijpuntgevels met aandaken en muurvlechtingen, in geveltop een luchtgleuf. De erfgevel heeft centraal een hoge schuurpoort, luchtgleuven en kleine stalvensters. De straatgevel (west) is door een steunbeer gestut, en wordt door een lagere rechthoekige poortopenen en enkele deels gedichte luchtgleuven geopend. Ten zuiden aansluitende aanbouw met stallen, onder schilddak. Ten oosten van het erf, een vrijstaand langgestrekt stalvolume in baksteenbouw onder pannen zadeldak (nok // straat), waarvan de verschillende baksteenkleuren de talrijke verbouwingen in 19de en 20ste eeuw weergeven. Licht getoogde muuropeningen met groen geschilderd schrijnwerk, gedeelde staldeuren en kleine vensters. Groot radvormig uilengat in zuidelijke zijpuntgevel. Ten noorden van het woonhuis, een haaks op het huis ingeplant bakhuis in oranje/bruine baksteen onder pannen zadeldak.

HOEVE CLARAHOF OF SINTE-CLAERENHOEVE

Westernieuwweg nr. 86. Hoeve, volgens de literatuur "Clarahof" of "Sinte-Claerenhoeve" genoemd, opgetrokken ca. 1879 in opdracht van Alfred de Man-van Caloen, op grond die tot voor de onteigeningen in de Franse tijd aan het Brugse klooster van de Kartuizerinnen behoorde. De naam van de hoeve verwijst naar de vroegere landerijen en hoevegebouwen die sinds 1293 in het bezit van het Sint-Claraklooster in Brugge waren, maar eigenlijk aan de andere kant van de Westernieuwweg waren gelegen. De herberg die in 1879 in het woonhuis van de hoeve werd ondergebracht, werd "De Vlaamsche Leu" genoemd. Anno 2006 in bedrijf als varkensboerderij.

Hoeve met losse geelbruine bakstenen bestanddelen onder pannen zadeldaken, gelegen aan de straatkant van een deels gekasseid, deels met cement verhard erf. Volledig onderkelderde gebouwen, die in het oog springen door de mooie, veelzijdige uitbouw aan de zijpuntgevel van het woonhuis. Dubbelhuis aan de straat van drie traveeën, gevat onder pannen mansardedak (mechanische pannen, nok // straat). Lijstgevel oorspronkelijk afgeboord met muizentandfries; nu echter vervangen door een nieuw helrood bakstenen parement, waarbij de typische drielichten ook werden vervangen. Tegen de noordelijke zijpuntgevel is een veelzijdige uitbouw, waarvan de muuropeningen zijn gedicht. Het mansardedak was vroeger verlicht door drie dakkapellen met driehoekig fronton, die bij de verbouwingen door vlakke dakramen werden vervangen. Twee haakse stalgebouwen onder zadeldaken (Vlaamse pannen). De kleine stalvensters zijn deels gedicht; de zuidelijke langsgevel van de zuidelijke stal is bijna volledig gesloten.

HOEVE WESTWERVE

Westernieuwweg nr. 89. Zgn. "Westwerve", mooie historische hoeve van het langgeveltype, dat als toponiem al teruggaat tot de 13de eeuw. Volgens auteur Franchoo is het terug te leiden tot 1272, toen "Westwerve" werd opgericht als versterking aan de rand van het zeegebied en bewoond werd door jonkheer Lemsins van Westwerve. Op de kaart die Pourbus schilderde van het Brugse Vrije (1571) wordt de hoeve niet aangeduid. Op de kaart van Ferraris (1571-1577) wordt de hoeve afgebeeld als een haaks op de weg gelegen langgestrekt volume in een ruime boomgaard. Een voetweg leidt vanaf de hoeve naar de zgn. "Poytacxhoeve" op de grens met Snellegem (cf. Kwetshagestraat nr. 10). Deze situatie is ook af te lezen op het Primitief kadasterplan van Varsenare van 1834, met ten zuiden van het hoofdvolume een bakoven. In 1878 wordt ten noorden van het boerenhuis een aanbouw gerealiseerd. In 1888-1889 wordt een deel van het stalgedeelte afgebroken en wordt het kleine zuidelijk gelegen bakhuis vervangen door een zomerkeuken met bakhuis haaks ten noorden van het huis. In 1956 wordt de zomerkeuken verlengd. In 1966 wordt een nieuwe stal ten westen van het oude volume aangebouwd.

Beeldbepalende hoeve die met haar langgestrekt volume haaks in een bocht van de Westernieuwweg is ingeplant. Bakstenen hoevegebouwen onder pannen zadeldaken. Het volledige volume is witgekalkt met gepekte plint. De hoeve is in kern 18de-eeuws, met een boerenhuis van vier traveeën van anderhalve bouwlaag (met halve bouwlaag verhoogd in 19de eeuw) + twee opkamertraveeën onder doorlopend pannen zadeldak + lage aanbouw onder lessenaarsdak. Eind-19de-eeuwse haakse zomerkeuken ten noorden, die in de 20ste eeuw werd verbonden met het hoofdvolume. Licht getoogde muuropeningen, beluikte vensters met grote roedeverdeling; schrijnwerk rood geschilderd. Ten westen aansluitend, een wellicht in kern eveneens 18de-eeuwse stal van drie traveeën, verlengd midden 20ste eeuw met een nieuw stalgedeelte.

HOEVE KLOKHOFSTEDE

Westernieuwweg nr. 98. Zgn. "Klokhofstede", historische hoeve met losse, in U-vorm opgestelde bakstenen gebouwen in het noorden van Varsenare.

De oudste vermelding van de hoeve is te vinden in een pachtcontract van 1549; de Klokhofstede werd toen "hofstede Gloribus" genoemd, naar een Brugse familie die het goed in eigendom had. De hoeve is niet aangeduid op de kaart van het Brugse Vrije die Pieter Pourbus in 1571 schilderde. De naam "Gloribus" is ook in het Prijsboek van Varsenare van 1674 vermeld, waarin volgens de literatuur volledige heropbouw van de hoeve wordt vermeld, op gronden van de "Capelrie van Beyghem" in de Sint-Janskerk van Brugge. Het jaartal "1674" is ook terug te vinden op een balk in het boerenhuis, wat deze informatie bevestigt. De naam "Klokhofstede" zou verwijzen naar het ingraven van de kerkklokken op het erf in 1706, tijdens de Spaanse successieoorlog. Een kaart in het Rijksarchief van 1707 laat de hoeve zien als bestaande uit één gebouw haaks op de straat, overeenkomend met het huidige boerenhuis. Op de Kabinetskaart van Graaf de Ferraris van 1771-1778 wordt de hoeve nog "t' hof Gloribus" genoemd, met een gelijkaardige opstelling als de huidige. Een opstelling die overeenkomt met de gegevens in een kaartboek van 1808-1810, daar aangevuld met een bakhuis ten noorden. De Primitieve kadasterkaart (1834) is bijna identiek, met een poel ten oosten van het erf. Ca. 1875 voert de nieuwe eigenaar Alfred de Man-van Caloen verbouwingen uit: het bakhuis wordt vervangen door een groter exemplaar, het boerenhuis wordt naar het westen uitgebreid, waar het aansluit bij het stalvolume, waardoor een L-vorm ontstaat. In 1954 wordt het bestaande bakhuis vervangen, met ten oosten hiervan een stal.

Hoeve met losse bestanddelen, waarvan de oudste in U-vorm op het deels verharde erf zijn geplaatst: 17de-eeuws boerenhuis ten noorden van het erf, haaks op de straat, ten zuiden daarvan, langs de straat, het stalvolume, en ten slotte ten zuiden het erf aflijnend en evenwijdige met het huis, de beplankte schuur.

Het oudste gedeelte van het boerenhuis is het oostelijke gedeelte, opgetrokken in gele baksteen op een rood bakstenen basis en afgedekt met een vernieuwd zadeldak. Het bestaat uit twee opkamertraveeën onder een dak met hogere nok + vier traveeën. De muuropeningen zijn licht getoogd, de deur is met zwarte baksteen omlijst. In dit gedeelte is het jaartal "1674" in een balk aanwezig. Het daarbij ten westen aansluitende gedeelte van vier traveeën in donkerrode baksteen dateert van 1875. Licht getoogde muuropeningen. Het schrijnwerk werd overal vernieuwd. Brede zijpuntgevel met grote, licht getoogde laaddeur en later ingebrachte stalvensters. Laag bakstenen stalvolume van een negental traveeën langs de straat, gevat onder een pannen zadeldak (nok // straat, Vlaamse pannen). Dit volume wordt op de Ferrariskaart van 1771-1778 reeds aangeduid, maar werd verschillende keren verbouwd, cf. bouwnaden en verschillende baksteensoorten. De originele licht getoogde stalvensters met strek werden dichtgemetseld en vervangen door 20ste-eeuwse vensters met betonnen latei. Zuidelijke zijpuntgevel met laaddeur en later ingebrachte poort. In de tweede helft van de 20ste eeuw werden op het binnenerf aanbouwen gerealiseerd. Evenwijdig met het boerenhuis, ten zuiden van het binnenerf, de 18de-eeuwse schuur, ten westen met dubbel wagenhuis verlengd in 1876. De schuur is grotendeels beplankt en met golfplaten afgeschermd, en gevat onder een pannen zadeldak (Vlaamse pannen). De westelijke zijpuntgevel uit 1876 is opgetrokken uit verschillende soorten baksteen. Volgens de huidige eigenaars werd de schuur omstreeks de Eerste Wereldoorlog grotendeels heropgebouwd. Ten noorden van het woonhuis, een wagenhuis met schuur in donkerrode baksteen, opgetrokken in 1954.