VEDASTUSSTRAAT




ONROEREND ERFGOED

Klik hier om de lijst van het onroerend erfgoed te Jabbeke, zoals beschreven in 2012, te consulteren.



Is een vrij recente benaming want in de ommelopers van de 19de eeuw is er enkel sprake van een 'Landweg te Zerkegem' of 'Muelenwech' in 1553 en 1628. Tot de fusie van de gemeenten in 1977 was het een 'Dorpsstraat'. De huidige straatnaam verwijst wel naar de patroonheilige van Zerkegem en naar de ontstaansgeschiedenis; ooit afhankelijk en eigendom van de Abdij van Sint-Vaast (of Vedastus) te Atrecht.

PAROCHIEKERK SINT-VEDASTUS

Vedastusstraat z.nr. Parochiekerk toegewijd aan Sint-Vedastus, centraal gelegen in de kleine dorpskern. De kerk bestaat uit een historisch oostelijk gedeelte en een neogotische uitbreiding in aansluitende stijl met toren, twee westtraveeën en een sacristie door architect William Curtis Brangwyn (1839-1907). Opvallend in Zerkegem is dat alle straten in de zuidelijke helft van de gemeente straalsgewijs van bij de kerk vertrekken.

Ruim, ongeveer rechthoekig kerkhof omheen de kerk, omringd door een lage bakstenen muur met ezelsrug en door leilinden. Ten westen en ten noorden van de kerk liggen de oudste perken, met voornamelijk 19de- en begin-20ste-eeuwse hardstenen graven en één gietijzeren grafkruis. Bij de ingang van het kerkhof, een gedenksteen voor de militaire slachtoffers van de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Hardstenen monument op sokkel, met een liggende leeuw voor de rechtopstaande gedenksteen, bekroond met een afgebroken ronde zuil. Op de zuil "Met Gods Hulp we waken op uw Graf", op de gedenksteen zelf de namen van de gesneuvelden en porseleinen foto's. Gesigneerd "P. CORNELIS OOSTENDE", vermoedelijk onthuld ca. 1920-1921.

In de vroege middeleeuwen was Zerkegem onder het patronaat van de abdij van Atrecht. Omstreeks 1200 zou de eerste stenen kerk opgericht zijn. De huidige hallenkerk kwam echter in verschillende bouwfasen tot haar huidige uitzicht. De bouwgeschiedenis is vrij ingewikkeld, met een kern uit de 14de eeuw, uitbreidingen uit de 15de eeuw, schade door beeldenstorm (ca. 1588), gedeeltelijke heropbouw als driebeukige hallenkerk ca. 1620, en ten slotte ca. 1871 een neogotische uitbreiding met toren, twee westtraveeën en een sacristie door de Engelse en in Brugge wonende architect William Curtis Brangwyn (1839-1907). Uit de databank van de 19de-eeuwse kerken in neostijl blijkt dat de kerk van Zerkegem het enige kerkgebouw is in Vlaanderen dat aan architect William Curtis Brangwyn toegeschreven is. Aannemer in 1871 was Jan Vanhollebeke uit Torhout.

Georiënteerde hallenkerk. De plattegrond ontvouwt een middenbeuk van één smalle (doksaal) en vier gelijke traveeën, en twee met ongelijke traveeën verdeelde zijbeuken met een in de noordbeuk ingebouwde westtoren. Aansluitend bij middenbeuk, koor van één travee met driezijdige sluiting. Ten zuiden tegen het koor, sacristie op vierkante plattegrond. Roodbruine baksteenbouw, met zandsteenfragmenten in de koormuur die verwijzen naar de vroeggotische bouwfase. Formaat en kleurverschil in de baksteen tonen de bouwnaad tussen het 17de- en het 19de-eeuwse gedeelte van de kerk. Afdekking door leien zadeldaken.

Ongewone compositie van de neogotische westgevel, met ingebouwde toren aan noordzijde, uitspringende tuitgevel als middentravee en iets bredere tuitgevel van de zuidbeuk. Mogelijk wil architect Brangwyn hiermee de verschillende bouwfasen van het oude deel in zijn uitbreiding weergeven. Hij gebruikt bijvoorbeeld een 13de-eeuws drielicht in de gevel van het schip, terwijl de zijbeuk van laatmiddeleeuws maaswerk is voorzien. Ongelijke dakhellingen (puntgevels), steunberen en waterlijsten evoceren eveneens verschillende bouwfasen. Ook de twee verschillende westportalen zijn volgens dit concept vormgegeven, want ze verwijzen elk naar een andere fase binnen de gotische stijl: torenportaal met, en hoofdportaal zonder timpaan, andere profilering enz. In noordbeuk ingebouwde westtoren van drie geledingen, geritmeerd door kordons, onder ingesnoerde spits. De onderste geleding is gestut door versneden en verjongende steunberen. In de westgevel door een rondboogfries in twee verdeeld, en voorzien van een portaal: een rechthoekige deuropening in een verdiepte en geprofileerde spitsboogomlijsting met vierlob in het timpaan; noordgevel met spitsboogvenster. De tweede geleding is gekenmerkt door telkens vier gekoppelde spitsbogige blindnissen waarin centraal twee kleine vensters.

Bovenste torengeleding met gekoppelde spitsbogige galmgaten geflankeerd door spitsbogige casementen. Verder bestaat de westgevel uit twee ongelijke tuitgevels met muurvlechtingen en indeling door kordonlijst. Centraal het westportaal in spitsbogige, geprofileerde omlijsting op slanke zuiltjes met acanthusbladkapiteel in Euvillesteen. Boven de kordonlijst, een drielicht van drie lancetvensters in spitsboognis, in de geveltop, een drielobbige nis en lichtgleuven. Zuidelijke tuitgevel versneden met hoeksteunbeer, hoge sokkel onder kordonlijst waartegen een houten kruis met Christusbeeld onder een afdak; groot spitsboogvenster met visblaasmotief; in geveltop kleine rondboognis en lichtgleuven.

De langsgevels van het schip zijn gekenmerkt door de bouwnaden die het 17de-eeuwse van het neogotische gedeelte scheiden. Noordgevel met aflijnende rechte tandfries, drie brede, gelijke traveeën van twee aan twee gekoppelde eenlichten op afzaten, gescheiden door steunberen met versnijdingen. De westtravee en de bovenste muurdelen van de andere traveeën verraden door het egale metselwerk hun eind-19de-eeuwse bouwdatum. De zuidelijke langsgevel bestaat uit zes traveeën, waarvan de westelijke twee neogotische kopieën zijn van de andere, gotische traveeën. De gevel wordt geritmeerd door versneden steunberen, waartussen de spitsboogvensters met bakstenen traceringen met visblaasmotief. De meest oostelijke gotische travee is afwijkend door het getoogde boogveld waarin een verdiept venster met tudorboog. Vlakke sluiting van de zuidbeuk, waartegen de sacristie is gebouwd. Oostelijke driezijdige sluiting van de middenbeuk geritmeerd door steunberen en voorzien van spitsboogvensters met geel en rood bakstenen maaswerk. De rechte traveeën van de zijgevels van het koor zijn voorzien van een blind spitsboogvenster. In de koormuur zouden zandstenen resten van de 13de-eeuwse kerk overblijven; de noordelijke muur van het koor zou dateren van ca. 1350. Ongelijke tuitgevels met schouderstukken van de noord- en zuidbeuk, gekenmerkt door aandaken en muurvlechtingen en bekroond door een kruisbloem. De noordelijke gevel is verlicht met een drielicht met maaswerk van gele baksteen, gevat in een spitsboogomlijsting. De zuidgevel is aangepast, cf. de bouwnaad. Het spitsboogvenster is deels gewijzigd door de aanbouw van de sacristie.

18DE-EEUWSE WEGKAPEL ONZE-LIEVE-VROUW VAN GOEDE BIJSTAND

Vedastusstraat z.nr./ Bedevaartstraat (bij nr. 14). Unieke 18de-eeuwse wegkapel "Onze-Lieve-Vrouw van Goede Bijstand", een gevelsteen in de geveltop is voorzien van het jaartal "1725". Witgekalkte baksteenbouw met gepekte plint, voor- en achtertuitgevels gekenmerkt door schouderstukken, aandaken en muurvlechtingen. Kapel afgedekt door pannen zadeldak (nok haaks op de weg, Vlaamse pannen).

In de voorgevel zit een korfbogige deuropening met afgevlakte rand, voorzien van de authentieke rechthoekige, opgeklampte deur. De deur heeft een vierkant venstertje met roedeverdeling en een ijzeren offerblok. Segmentboogvensters met afzaat in de zijgevels. Blinde achtergevel. Interieur. Gestuct tongewelf op keellijst en gestucte wanden met tegellambrisering. Eind-19de- of begin-20ste-eeuwse cement-tegelvloer, gemarmerd altaar achter een smeedijzeren hek. Op het altaar, beelden van Maria met kind en de Heilige Theresia, bustes van Maria en het Heilig Hart. Het oorspronkelijke Mariabeeld wordt tegenwoordig in de pastorie bewaard.