DE MANLAAN




Deze rechte dreef tussen de Gistelsteenweg en de Hogeweg wordt gekenmerkt door dubbele rijen bomen en is een tracé dat van noord naar zuid loopt, parallel met de oostelijke grens Varsenare-Brugge. De laan gaat terug op de private toegangsdreef tot het kasteel 'de Blauwe Toren' (nummer 50) vanaf de voormalige Hoge Dijken (nu Gistelsteenweg) ''t Goet ten Blaeuwen Torre' en de bijhorende 'Blauwe Torredreef' met als eerste vermelding in 1531. De Blauwe Toren kreeg haar naam omdat het oude kasteel met blauwe leien was bedekt.

Van 1888 tot in de jaren 1960 was de dreef gekend als 'de Zwarte Dreef' wegens de verharding met een zwarte grintlaag. De huidige naam verwijst naar de familie de Man, die van de 19de eeuw tot in de 20ste eeuw eigenaar was van het kasteel. Jonkvrouw Jeanne de Man liet de private laan in 1962 verharden, om ze daarna over te dragen aan de gemeente. Voor deze gelegenheid werd de laan omgedoopt naar de de Manlaan.

KASTEELDOMEIN DE BLAUWE TORRE

Dit kasteel is zeker jonger dan het Provenhof. Nochtans blijven we in het ongewisse over het ontstaan van dit goed. In 1478 komt het reeds voor in de ommelopers. Het wordt ook vaak bij Sint-Andries geplaatst omdat het op de dorpsgrens ligt. Van bij het eerste verschijnen in de geschriften wordt het omschreven als ''t Goed ten Blauwen Torre' omdat het met blauwe schalies was bedekt. Ook in Sijsele stond een gelijkgenaamd kasteel, ook met blauwe schalies, en is in verband te brengen met het kasteel te Varsenare. In de vroege periode was het er zelf van afhankelijk. In 1555 koopt een schepen van het Brugse Vrije het kasteel (ridder Vandendriessche) en uiteindelijk komt het in het bezit van de familie van Meetkerke (ook bezitters van het Oosthof, de Grote Thems,…). Adolf van Meetkerke is hier wel de belangrijkste telg als diplomaat en rechtsgeleerde, ambassadeur van Willem van Oranje in Londen, voorzitter van de Grote Raad van Mechelen. Na de nederlaag van Willem van Oranje wordt Adolf verbannen naar Engeland. Zijn bezittingen waren reeds overgegaan op zijn dochter. In 1770 wordt Pieter-Jacob de l'Espée eigenaar. Zijn dochter huwt met Pieter-Cornelis van Caloen. Een dochter van Caloen zal later trouwen met een afstammeling van de familie de Man (Eduard), die op deze manier in 1824 in het bezit kwam.

Alfred de Man liet het kasteel vanaf 1873 volledig renoveren, met een ijskelder die later de grot werd. In 1922 komt het in het bezit van de kinderen de Man, die het in 1936 verkochtten aan de Witte Paters van kardinaal Lavigerie. De Witte Paters bouwden er een noviciaat bij en een kapel in Moorse stijl. Op heden is het een rusthuis voor de Witte Paters en de Zusters van Afrika. Aan de zuidzijde bevindt zich een eigen begraafplaats, die nog steeds gebruikt wordt.

Op het einde van de 20ste eeuw werd ten noorden van het kasteel een rust- en verzorgingstehuis (Avondrust) gebouwd door de Zusters van de Heilige Kindsheid van Ardooie.

HOEVE DE BLAUWE TORRE

De Manlaan nr. 48. Hoeve zgn. "De Blauwe Toren", opgetrokken in 1862 op het domein van het Kasteel "De Blauwe Toren" in opdracht van de toenmalige eigenaar Edmond de Man. Edmond en vooral zijn erfgenaam Alfred de Man lieten op het uitgebreide domein twee hoeves en twaalf huizen optrekken, die gekend zijn als "de blauwe huizen", en waarvan deze hoeve de oudste en bekendste is. Alle gebouwen waren naar het voorbeeld van het oude kasteel met blauwe leien of pannen bedekt; het schrijnwerk werd blauw geschilderd. In 1877 wordt de hoeve met een bakhuis en varkensstal uitgebreid.

Gaaf bewaard gebleven 19de-eeuwse hoeve met een boerenhuis aansluitend bij het langgestrekte type en twee losstaande nutsgebouwen, rond een deels verhard erf, o.m. resten van rode bakstenen partijen en hardstenen stoep. Gekasseide erfoprit. Toegang gemarkeerd door een fraai hekwerk tussen twee massieve overhoeks geplaatste hekpijlers op voetstuk in rode baksteen, afgedekt met arduinen dekplaat; fraaie spijlen. De hoeve is mooi ingeplant in het landschap met een boomgaard gelegen ten noordwesten.

Het hoofdvolume (1862) van anderhalve bouwlaag is een verankerde baksteenbouw (donkerrode baksteen), met ten westen een woongedeelte van vijf traveeën waarvan de westelijke een opkamer; een aansluitend stalgedeelte van zeven traveeën en ten oosten een dwarsschuur, onder doorlopend zadeldak. Het zadeldak (nok haaks op de straat) is afgedekt met leien met afgeronde toppen, wat in de hoevebouw een opvallend materiaalgebruik is. Ten de oostelijke zijgevel leunt een wagenhuis aan onder lager pannen schilddak.

De erfgevel (zuidoost) is als voorgevel uitgewerkt. Het woongedeelte telt vijf traveeën bestaande uit lichtgetoogde vensteropeningen met gele bakstenen latei en arduinen onderdorpel, voorzien van beluikte vensters met geprofileerde tussendorpel en grote roedeverdeling; een licht getoogde deuropening met gele bakstenen latei, voorzien van recentere paneeldeur met onverdeeld bovenlicht. Op de verdieping twee rechthoekige, getraliede vensteropeningen met arduinen onderdorpel. Een licht getoogde en beluikte kelderopening met gele bakstenen latei onder het linker venstertravee. Het stalgedeelte telt zeven onregelmatige traveeën (oorspronkelijk vijf traveeën + wagenhuis cf. de segementboogvormige latei). Drie staldeuren, waarvan twee licht getoogd en één recentere rechthoekig, voorzien van gele bakstenen lateien; rechthoekige stalvenster-openingen; dichtgemetselde oorspronkelijke wagenhuispoort waarvan de latei nog zichtbaar is. Op de verdieping twee rechthoekige vensteropeningen waarvan één beluikt. Dwarsschuur met getoogde schuurpoort onder gele bakstenen latei, twee rechthoekige luchtgleuven links en twee rechthoekige vensteropeningen rechts van de poort.

De noordoostelijke achtergevel heeft gr.m. dezelfde samenstelling en uitwerking. Het woongedeelte telt drie vensters die gelijkaardig zijn aan die van de voorgevel en één groot recenter venster; de luiken zijn voorzien van kleine ronde kijkgaten. Een licht getoogde deuropening, met gele bakstenen latei en onverdeeld bovenlicht, houtwerk is recent. Op de verdieping, een getraliede rechthoekige vensteropening met arduinen onderdorpel, met gele bakstenen latei. Licht getoogde en beluikte kelderopening ter hoogte van de westelijke venstertravee.

Het stalgedeelte met houten luifel, telt acht onregelmatige traveeën (cf. erfgevel), bestaande uit licht getoogde staldeuren en een recentere rechthoekige, voorzien van gele bakstenen lateien. Rechthoekige vensteropeningen. Op de verdieping twee rechthoekige beluikte muuropeningen met arduinen onderdorpel. Dwarsschuur met getoogde schuurpoort onder gele bakstenen latei (cf. erfgevel); voorzien van een aardappelkelder cf. getoogde muuropening. Luchtgleuven rechts en drie recentere rechthoekige muuropeningen links van de poort bestaande uit staldeur geflankeerd door twee vensteropeningen. De westelijke zijpuntgevel is naar de straat gericht en draagt in de geveltop het jaartal "1862" in gele baksteen, gevat in dito cartouche. Twee licht getoogde en beluikte kelderopeningen met gele bakstenen latei. Getralied rondbogig zoldervenster met arduinen onderdorpel en gedeeltelijke omlijsting in gele baksteen. De oostelijke zijpuntgevel heeft een uilengat in gele baksteen.

Losstaande zomerkeuken met bakhuis ten zuiden van het woongedeelte, daar ingeplant in 1877 met gebruik van dezelfde donkerrode baksteen. Verankerde baksteenbouw van één bouwlaag en vier traveeën onder zadeldak met donkere Vlaamse pannen, verzorgd uitgewerkte schoorsteen en korte dakoverstek (nok haaks op het boerenhuis). Licht getoogde vensteropeningen met latei, voorzien van beluikte vensters met geprofileerde wisseldorpel en behouden kleine roedeverdeling en hardstenen onderdorpel. Losstaande varkensstal ten westen van het woonhuis. Verankerde baksteenbouw van één bouwlaag en drie traveeën onder zadeldak met korte dakoverstek (donkere Vlaamse pannen, nok haaks op boerenhuis). Oorspronkelijk tien licht getoogde staldeuren met gele bakstenen latei (twee gesupprimeerd). Een overhoekse muizentandfries siert de beide langsgevels. De zijpuntgevels zijn voorzien van een uilengat in gele baksteen. Een licht getoogd en beluikt zoldervenster in de noordwestelijke zijgevel. Tot in de jaren 1980 bevond zich achter het boerenhuis veelhoekig bakstenen hondenhok onder een veelhoekig koepeldakje.

DE MANS ROTSE

De Manlaan z.nr./ Legeweg (bij nr. 50). Rotskapel zgn. "de Mans Rots", gebouwd in 1885 op het domein van het kasteel "De Blauwe Toren" in opdracht van kasteelheer Alfred de Man, naar het voorbeeld van de grot van Lourdes. Om de genezing van zijn echtgenote af te smeken, belooft hij een Onze-Lieve-Vrouwgrot op te richten. Enkele dagen na zijn belofte geneest de zieke miraculeus. Hij laat een maquette overkomen uit Lourdes en gelast in 1883 de bouw te laten uitvoeren, naar verluidt naar de plannen van een Duitse architect Godtschalck, die overgemaakt worden aan de Antwerpse architect Jozef Schadde (1818-1894). Onder leiding van een zekere Gautron uit Frankrijk en in Brussel verblijvend, wordt met vier plaatselijke vaklieden begonnen aan de bouw. De kapel bevindt zich in de zuidwestelijke hoek van het omwalde domein en is opgericht tegen de wanden van een koepelvormige ijskelder, die bij het kasteel hoort. Voor de structuur van de grot worden de bakstenen van de in 1883 aangekochte Molen Depré uit de wijk Nieuwege gebruikt (cf. Vaartdijk-Noord). Op de zeven meter hoge heuvel van de ijskelder worden kruiswegstaties voorzien; vernield in 1960. Op 29 oktober 1886 wordt op de hoge heuvel een groot houten kruis met bronskleurig Christusbeeld opgericht.

Wanneer het kasteel in 1936 door de Witte Paters wordt aangekocht, wordt op initiatief van Pater Gilles de Pélichy, de ijskelder omgevormd tot begraafplaats. Aannemer Gustaaf Lefever uit Varsenare hakt in de bolvormige wanden dertien openingen voor het bijzetten van lijkkisten. Het plan om er later nog dertien graven te laten uithouwen wordt niet meer uitgevoerd, als de Witte Paters ten westen van de kapel een begraafplaats laten aanleggen.