TRIUMPH TR2 WORLD RECORD BREAKER CAR EVEN TERUG IN JABBEKE



In samenwerking met het gemeentebestuur Jabbeke kwam de originele Triump TR2 Sports, World Record Breaker Car terug naar Jabbeke. Op zaterdag 20 mei werd de wagen samen met enkele andere Triumphjuweeltjes tentoongesteld op het voorplein aan het Vrijetijdscentrum. Er was de gelegenheid om de auto's te fotograferen, de aanwezige binnen- en buitenlandse pers filmden ondertussen en namen interviews af.


Bekijk hier het fotomateriaal

Samen met het TR Register UK (Chiltern group) en de huidige eigenaar Glen Hewitt werd er een static show georganiseerd met de orginele Triumph TR2 (nummerplaat MVC 575) en andere modellen uit de geschiedenis van de Triumph Sportwagen.

Op zondag 21 mei verkende het Britse gezelschap met hun voertuigen de omgeving en deelgemeenten van Jabbeke tijdens een toeristische rondrit.

We geven u alvast graag een stukje historiek mee.

HERLEVING VAN DE AUTO-INDUSTRIE


Eind jaren veertig kon de auto-industrie zich stilaan losweken uit de naweeën van de Tweede Wereldoorlog. In de Verenigde Staten werd het moderne koetswerkdesign geïntroduceerd en werd geëxperimenteerd met de turbo V8-motor. In Italië begon Enzo Ferrari aan zijn 250-serie en introduceerde Lancia haar revolutionaire V6-motor op de Aurelia. Maar ook Groot-Brittanië rechtte de rug met de Morris Minor en de Rover P4.

In de aanvang van de jaren vijftig had de auto-industrie nood aan een revival. Vermogen en snelheid waren de primaire doelen in de jaren vijftig, waarbij design ook steeds meer impact had. Getuige hiervan zijn onder meer de vleugels achteraan. Althans in de Verenigde Staten. Europa produceerde in hoofdzaak micro-auto’s waaronder de Mini en de Fiat 500 en GT-auto’s van Ferrari. In Japan kwamen de gelijkaardige Kei-cars op het toneel, terwijl de Volkswagen Kever zich ontdeed van haar oorlogsoorsprong en Europa en de Verenigde Staten veroverde. Groot-Brittanië wou op haar beurt opnieuw de rasechte Britse sportwagen creëren.

GROOT-BRITTANIË RECHT DE RUG


In 1952 werd de British Motor Company (BMC) opgericht, een Britse autobouwer ontstaan door de fusie tussen Austin Motor Company en de Nuffield Organisation. BMC was de grootste autobouwer van zijn tijd met 39% marktaandeel. Ze hadden dan ook een waaier aan modellen zoals Austin, Morris, MG, Austin-Healey, Riley, Wolseley en bouwden zelfs tractoren. Uiteindelijk ging BMC op in British Leyland Motor Corporation.

Triumph werd opgericht in 1897 door Siegfried Bettmann en Moritz Schulte, toenmalige fietsenbouwers uit Coventry. In 1921 kochtten ze de Dawson Car Company op en begon men met de productie van een 1.9 litermodel, de Triumph Light Car. Tot aan de Grote Depressie in 1929 werden nog enkele andere modellen gemaakt, waarna de productie volledig stilviel.

In de jaren dertig werd de naam veranderd in Triump Motor Company met in 1934 een aanstelling van Donald Healey als experimenteel directeur. Healey kocht een Alfa 2.3 en ontwikkelde daaruit de Alfa/Triumph Dolomite.

De fiets- en motorfietsafdelingen van Triumph werden in 1936 verkocht om het afzonderlijk bedrijf Triumph Engineering Company te worden. In 1939 werd Triumph verkocht aan T.W. Ward met Healey als algemeen directeur. Na een gedwongen productiestilstand tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Triumph in 1944 failliet verklaard.

Na de Tweede Wereldoorlog werd het vernipperde Triumph verkocht aan de Standard Motor Company dat er de modellen Standard Triumph bouwde.


TRIUMPH LANCEERT HAAR SUCCESMODEL


De droom van de ultieme Britse sportwagen bleek niet langer utopisch met de lancering van de TR1 in 1952. De TR1 (de 20 Triumph Sports) was gebouwd met behulp van bestaande onderdelen, waaronder een motor uit een Standard Vanguard, de wielophanging van de Triumph Mayflower en het chassis van de vooroorlogse Standard Flying Nine. De auto oogde aantrekkelijk maar de problemen ontstonden wanneer de auto werd gebruikt zoals hij bedoeld was, namelijk als een sportwagen. Hij had onvoldoende wegligging, slechte remmen en een topsnelheid van nauwelijks 80 mph (129 km/h). De testrijder Ken Richardson van BRM, omschreef de auto als een 'death-trap'. De auto ging nooit en productie en keerde terug naar de tekentafel. De auto ging nooit in productie en het ontwerp terug naar de tekentafel. Een jaar later werd het verbeterde ontwerp als Triumph TR 2 onthuld.

Een jaar later werd het verbeterde ontwerp als de Triump TR2 voorgesteld en op het juiste moment gelanceerd. Het was een eenvoudige, sterke auto met onder de motorkap voldoende vermogen. Er was ook kritiek: De vering werd door veel klanten als te stug ervaren, de wegligging was nog steeds niet optimaal en ook de remmen waren aan de matige kant. Het basisconcept deugde echter wel: De auto was compleet, met goede prestaties en de prijs was laag.

Er werden tussen augustus 1953 en november 1955 8628 stuks geproduceerd. Naar huidige maatstaven een bescheiden aantal maar de auto bezorgde Triumph een goede naam als sportwagenfabrikant.

De succesvolle TR2 werd al snel gevolgd door de TR3, de TR4, de TR5, de TR6, de TR7 en tot slot de TR8. Een tweede lijn sportwagens werd gevormd door de Spitfires en de GT6. Daarnaast had Triumph nog de luxesportwagen, de 8-cilinder Stag.

Triumph maakte van de gelegenheid gebruik om haar marktsegment te versterken door de productie van gezinswagens als de Herald, de Vitesse en de 2500.

In 1960 fuseerde Triumph met Leyland Motors. In de twee daaropvolgende decennia bouwde Triumph een reeks succesvolle wagens, waaronder de geavanceerde Triumph Dolomite Sprint die reeds in 1973 een 4 cilinder motor met 16 kleppen had. Helaas waren de Triumph's uit die tijd onbetrouwbaar door problemen met brandstofinjectie en lage bouw kwaliteit, waardoor men de verkoop uiteindelijk moest staken.

Het laatste model van Triumph was de Acclaim uit 1981 die in een joint-venture met het Japanse Honda werd gebouwd. In 1984 verdween de naam Triumph toen het model door de Rover 200 werd vervangen. Die Rover zelf was feitelijk een Honda Civic met het Rover-embleem. BMW verkreeg de merknaam Triumph toen het in 1994 Rover opkocht.

JABBEKE ALS UITVERKOREN TESTLOCATIE


In het naoorlogse Groot-Brittanië ontbrak het aan geschikte locaties om de nieuwe modellen te testen. In de begin jaren vijftig werd er een nieuwe autosnelweg aangelegd in Jabbeke (de huidige N377), door het vlakke wegdek de ideale uitvalsbasis voor snelheidstesten. Niet alleen Triumph, maar ook Jaguar en Sunbeam maakten dankbaar gebruik van de locatie.

Toen de Triumph TR2 in 1953 de snelheidstest te Jabbeke uitvoerde, was het dan ook niet de eerste wagen op het traject. Die eer zou volgens Steve McKelvie toekomen aan Donald Healey met de Healey Elliot in 1947.

De Healey Elliot was reeds getest in 1946 in Italië en werd met 104.65mph uitgeroepen tot snelste Britse auto’s. Er bleef evenwel enige speculatie over de resultaten door de gebruikte laagkwalitatieve brandstof die toen voorhanden was. Daarom werd de test herhaald in 1947 te Jabbeke met kwalitatieve Britse brandstof, wat een aanzienlijke snelheid van 110.8mph opleverde.

Nadien bracht ook Jaguar een bezoek aan Jabbeke met de XK120 met als testrijder Ron Sutton. Het snelheidsrecord van de Healey Elliot werd verpletterd door de 132mph van de Jaguar als productiewagen.

In 1952 stuurde Rover een turbinewagen, de Rover Jet 1, bestuurd door Spencer King. Opnieuw werd het snelheidsrecord op Jabbeeks grondgebied verbroken. Het nieuwe record werd vastgelegd op 151.986mph. Een indrukwekkende snelheid, zeker als je weet dat de turbine niet aansloeg.

Later in 1952, net voor de introductie op de London Motorshow, bracht Healey het prototype van de Austin-Healey 100 naar Jabbeke en registreerde een snelheid van 111.7mph (flying kilometer) en 110.9mph (flying mile).

Uiteindelijk kwam de Rootes Group in maart 1953 met de nieuwe Sunbeam Alpine te Jabbeke. Met de vrouwelijke testpiloot Sheila Van Damm werd een hoogste gemiddelde snelheid van 120.135mph (flying kilometer). Stirling Moss herhaalde de snelheid later op de dag (120.459mph).

TRIUMPH WIL DOMINEREN


Het directiekader van Triumph was er van overtuigd dat de TR2 sneller was dan de Sunbeam Alpine. Met Ken Richardson als testpiloot ondernam Triumph met de TR2 (met nummerplaat MVC575) op 20 mei 1953 een eerste poging. De eerste run leverde echter slechts een snelheid van 104.86mph op. Het bleek om een technisch mankement te gaan waarbij de motor slechts op drie cilinders bleek te draaien. Toen het euvel was verholpen, scheerde de TR2 met 124.889 (flying kilometer) de hoogste toppen.

Lang kon Triumph niet genieten van het snelheidsrecord. Reeds in oktober van hetzelfde jaar stuurde Jaguar de verbeterde XK120 naar Jabbeke, bestuurd door Norman Dewis. Met een snelheid van 172.412mph (flying mile) brak Jaguar elke tegenstand.



EEN NIEUW LEVEN VOOR DE TR2 SPORTS


Na de testen belandde het voertuig in 1954 in handen van John Hedger, die het rechtstreeks van de fabriek kocht. In 1967 verkocht hij het voertuig door aan een op vandaag onbekende eigenaar. De auto werd enkel in de zomer van 1967 gebruikt, waarna hij werd opgeborgen voor een restauratieproces dat nooit werd opgestart. In 1972 werd het voertuig van de hand gedaan, waarop het van de radar verdween. Sommige bronnen maken gewag van de Halletfamilie als eigenaar.

In 2016 werd de wagen door Glen Hewett in London ontdekt in een erbarmelijke staat. Samen met Moss Parts UK en zijn bedrijf Protek Engineering werd het voertuig volledig gerestaureerd, waarbij kosten noch moeite werden gespaard.

VIDEOMATERIAAL TRIUMPH TE JABBEKE




Nieuws /